In het duister van het woud
wordt de stilte soms doorbroken
met de roep van een uil zo koud
kop in de kraag weggestoken.
Bos uit dringt het licht nu door
waait er een frisse bries
door de velden een wankel spoor
van ‘n kreupele met bloedverlies.
Nog is zijn edele kop geheven
zijn de oren waakzaam gespitst
genadeloos werd hij weggedreven
door zijn roedel opgehitst.
Door de akkers met zijn voren
over het eeuwig groene gras
door het golvend gouden koren
steeds onvaster nu zijn pas.
Uit de macht ontheven
door een jonge soortgenoot
nu verstoten moeten leven
wachtend op een wisse dood.
Onder de sterren en de maan
galmt als antwoord op de uil
vanaf deze dag voortaan
zijn eenzaam klaaglijk gehuil.
G. Ens, januari 2014