Zou zij er nog zijn meisje uit een ver verleden uit een nog verder land. Zit zij nog in dat straatje in haar eentje langs de kant. Zit zij nog in dat dorpje aan dat rimpelloze meer zo onmeetbaar diep herinner ik mij weer. Zou zij er nog zijn zo vele jaren later bij 't vuurtje met de grill op haar hurkjes zittend maïskolven in een mand tranen van de rook verloren langs de kant van dat spiegelende meer met die bedroefde blik zo onpeilbaar troosteloos vergeet ik nimmer weer. Zou zij er nog zijn in dit knarsend tijdgewricht zij een oude vrouw moeder en oma nu wellicht tanig, betelrode mond lusteloos waaierend zittend op de grond in de rook van haar vuur gerimpeld als het meer eindeloos tijdloos zit zij daar altijd weer.
G . Ens, 2016