De lakens zijn nog een beetje klam.
Nu en dan vleugt nog haar geur.
Ze stapt nu zo’n beetje op de tram,
‘k staar nog wezenloos naar de deur.
’n Slipje achteloos in ‘n kamerhoek,
de douchekop hangt in zijn houder na te druipen.
Binnensmonds smoor ik een vloek en
een fantasie die tegen mij aan komt kruipen.
Een kier laat zacht de zon verschijnen
doet mij afwenden op mijn andere zijde,
‘k laat heel eventjes nog die dag verdwijnen
terug de nacht in van het verleiden.
Sluimerend zinkend in een rimpelloze zee
doelloos dwalend door ruimte en door tijd
voer ik haar in mijn droomwereld mee
want daarin raak ik haar niet kwijt.