Ik heb van een vrucht geproefd die,
zo zoet als zij mag zijn,
een pit heeft zo hard als steen en
met een strakke steel zo vast zit aan een taaie tak
dat zij eerder verrotte aan deze boom dan
in het platgetrapte gras.
Een pracht van een boom is het,
stormachtige winden getrotseerd
nog steeds diep verankerd
in de schrale grond.
Onwrikbaar!?
Met moeite maak ik me van hem los,
zijn steun ontberend,
loop dan het licht in,
maar weet achter mij
die kracht en
onverschrokkenheid,
verdwaald in de ruimte.